Lagen gebruiken


Als nieuwkomer in de digitale fotobewerking komt het gebruik van meerdere lagen u misschien onnodig ingewikkeld over, maar u zult mettertijd ondervinden dat u zichzelf juist heel veel tijd, moeite en teleurstellingen kunt besparen door met lagen te leren werken. De lagen in een digitaal fotobewerkingsprogramma zijn min of meer te vergelijken met transparante vellen die u bovenop uw foto plaatst. In een professioneel programma zoals PhotoShop kunt u tijdens het werken met lagen steeds de situatie overzien door rechts in het scherm een palet te tonen waarin alle lagen van uw afbeelding worden weergegeven.

Er bestaan verschillende soorten lagen. U zou bijvoorbeeld een laag kunnen gebruiken om zaken die u met een retoucheergereedschap hebt aangepast in te bewaren (zie ook de bladzijde over het onderwerp Retoucheren). Nadien kunt u dan steeds vergelijken met de originele situatie door de laag afwisselend te tonen en te verbergen. Om terug te keren naar het origineel kunt u de laag gewoon verwijderen, en om slechts voor een bepaald gedeelte van de afbeelding terug te keren naar het origineel kunt u dat gedeelte van de laag uitgommen.

Een tweede soort laag is de aanpassingslaag. Hierin worden geen echte stukjes van de afbeelding bewaard, maar aanpassingen aan de laag eronder. Als u bijvoorbeeld automatische aanpassingen in een afzonderlijke laag bewaart, kunt u nadien altijd vergelijken met de vorige situatie door deze aanpassingslaag afwisselend te tonen en te verbergen (zie ook de bladzijde over automatische correcties). U kunt deze aanpassingen volledig ongedaan maken door nadien de aanpassingslaag te verwijderen, of u kunt beslissen ze slechts ten dele te behouden door de laag gedeeltelijk transparant te maken.


Interessante links: